Prettig wonen op wereldschaal
‘Waar is het nu echt leuk wonen, waar vinden mensen het gezellig?’ vraagt presentator Meike de Jong zich herhaaldelijk af tijdens het Wereldpodium van 17 maart over ontwikkelingen in verstedelijking. In de presentaties die avond komen drie opties aan de orde:
1) favelas/sloppenwijken/townships
2) suburbs/slaapsteden
3) transition towns.
De inleidingen over deze stedelijke fenomenen worden geïllustreerd met tal van beelden uit de hele wereld. We zien impressies van miljoenensteden zoals Shenzen in China en Lagos in Nigeria; van sloppenwijken zoals Dharavi in Mumbai, India; van suburbs zoals Colorado Springs in de VS en Leidsche Rijn in Nederland en van transition towns zoals Masdar City in Abu Dhabi en Curitiba in Brazilië. Maar ook dichtbij zijn interessante voorbeelden te vinden zoals de nieuwbouwwijk Reeshof en het te ontwikkelen buitengebied De Nieuwe Warande. Kortom, het Wereldpodium bood een intensief avondje stedenbouwkunde en planologie in mondiaal perspectief.
Opvallend genoeg bleek in alle gevallen op Meike’s vraag een positief antwoord te geven. Ondanks de negatieve beeldvorming rondom sloppenwijken en suburbs zijn de bewoners daar over het algemeen best tevreden met hun woonomgeving.
Verstedelijking zet door
De beelden uit Metropolis, een film van Fritz Lang uit 1927, zetten het thema meteen stevig neer. De verstedelijking grijpt om zich heen en rampspoed is het gevolg. Sinds 1927 zijn de steden inderdaad sterk gegroeid en ontstonden miljoenensteden, vooral in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Inmiddels wonen meer mensen in de stad dan op het platteland. Professor Dirk Kruijt van de Universiteit van Utrecht licht de situatie toe op basis van zijn onderzoekservaringen in Latijns-Amerika. “Daar is de trek naar de stad begonnen in de vijftiger en zestiger jaren, later gevolgd door Azië (vooral China en India) en daarna door Afrika”, vertelt de professor. “De stedelijke ontwikkelingen zijn wereldwijd vergelijkbaar.”
Kort samengevat: de situatie op het platteland is uitzichtloos en de perspectieven in de stad zijn altijd beter: meer toegang tot werk, inkomsten, onderwijs en gezondheidszorg. Dat werk zit wel grotendeels in de informele sector. De mensen van het platteland komen terecht in de sloppenwijken waar ‘de overheid schaars aanwezig’ is. Hun leven speelt zich dus grotendeels af in een niet gelegaliseerde omgeving met alle kwetsbaarheden van dien. De orde wordt vaak gehandhaafd door ‘gewapende actoren’ die politici en ambtenaren (bijvoorbeeld politie en brandweer) in hun macht hebben. Desondanks verkiezen de migranten het leven in de stad boven dat op het platteland omdat er ‘kansen op succes’ voorhanden zijn.
Geluidscreatie
Wie het beeld van de toenemende verstedelijking dan nog niet helemaal voor ogen heeft, kan zijn oren inschakelen, want na de inleiding van Dirk Kruijt interpreteert Jacques Palinckx het leven in de sloppenwijk op geheel eigen wijze. In zijn geluidscreatie horen we het gieren en knetteren, razen en toeteren. Het contrast met de latere muzikale reacties op de suburbs en op de transition towns is onthutsend.
Saaie suburbs
De tweede inleider, David Hamers van het Planbureau voor de Leefbaarheid, is gespecialiseerd in ‘suburbs’, slaapsteden, het toonbeeld van saaiheid, voorgevormdheid en keurigheid waar zoveel mensen, vooral in de VS maar ook in andere rijke landen, toch zo graag wonen. Hamers wijst op de verschillen per continent maar ziet ook overeenkomsten. De huizen zijn gelijkvormig -mc-mansions- de tuinen groot en voorzien van hekken, de huizen hebben bij voorkeur twee garages. De bordjes ‘beware of the dog’ zijn in Amerika soms al vervangen door ‘beware of the owner’ want ook hier wordt de rol van de overheid vervangen door private beveiliging en bewaking georganiseerd door de bewoners zelf. Hamers wijst op de interessante interactie tussen de suburbs en de televisie. Veel Amerikaanse sitcoms gaan over gezinnen in de suburbs. Deze series, gemaakt door yuppen die in de binnensteden wonen, geven de bewoners van de suburbs een eigen identiteit. Hamers constateert ook tegengestelde ontwikkelingen tegen het ongebreideld uitdijen van steden. Hij noemt ‘inbreiden’: lege ruimtes in het centrum volbouwen en New Urbanism, ook wel bekend als retro bouwen.
Peak Oil
De pauzehap, een speltkoekje van regionale en biologische ingrediënten, is een mooi bruggetje naar een nieuw stedelijk fenomeen: de Transition Town. Paul Hendriksen van Transition Towns Nederland geeft de volgende definitie: ‘Transition Town is een beweging van bezorgde burgers die streven naar een meer onafhankelijk leven van fossiele brandstoffen.’ We zien de Tilburgse initiatiefneemster Irma Lamers in haar moestuintje in wording en met de rijstpan gewikkeld in haar dekbed en we horen van Paul Hendriksen dat hij zijn elektrische deurbel heeft vervangen door een handbel. Rob Hopkins ontwikkelde in Engeland het concept ‘transition towns’ en sindsdien heeft het een grote vlucht genomen. In Nederland zijn tientallen initiatieven gestart onder meer in Tilburg. Ondanks de idyllische beelden van moestuintjes, windmolens en spelende kinderen, heeft Ralf Bodelier een paar kritische vragen voor Hendriksen. Want over de theorie van Peak Oil (de olieproductie is op een gegeven moment over zijn piek en wordt duurder en schaarser) bestaan verschillende uitleggen. Het is nog niet duidelijk wanneer die piek is bereikt en hoe snel de neergang daarna verloopt. En wat te denken van alternatieven als kolen en kernenergie?
Regionale voedselvoorziening
Bovendien is het de vraag of er voldoende voedsel voor de wereldbevolking geproduceerd kan worden als iedereen dat in zijn eigen moestuin moet doen, in ieder geval zal het assortiment veel eenzijdiger zijn dan we nu gewend zijn. Hendriksen voert aan dat meedoen aan een Transition Town in eerste instantie leuk en aantrekkelijk moet zijn, je kunt iets doen in plaats van toekijken hoe de wereldproblemen alleen maar groter worden. Bovendien krijg je meer aandacht van de mogelijkheden in je wijk, stad en regio in plaats van alles van ver te halen. John Vermeer van de Brabantse Milieufederatie geeft het verhaal van Hendriksen regionale handen en voeten. Op de zeepkist vertelt hij over projecten als buurtmoestuinen, voedselteams en de ontwikkeling van De Nieuwe Warande tot een hof voor regionale voedselvoorziening. In samenwerking met boeren en bewoners is een inrichtingsconcept voor dit gebied tussen Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout opgesteld en overhandigd aan de wethouder van Tilburg. Deze heeft dit met open armen ontvangen. Het hoeft immers niet erg te zijn als de overheid in een bepaald stadium schaars aanwezig is en burgers en bedrijven zelf initiatieven nemen ter verbetering van hun woonomgeving. Als de partijen elkaar maar weer op het juiste moment treffen en samen optrekken. En daarvan zijn voorbeelden te vinden in Tilburg maar ook in Brazilië, China en de Verenigde Staten. Met dank aan het Wereldpodium voor de mondiale scoop.
Tekst: Marianne Dagevos