9 december 2008: aan de vooravond van mensenrechtendag staat het Wereldpodium in het teken van de zestigste verjaardag van de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.’ We zijn te gast bij het Koning Willem II college in Tilburg. Velen hebben de moeite genomen om naar onderwijsgebied Stappegoor af te reizen. Gasten, gastsprekers en leerlingen die straks met elkaar in debat gaan, verzamelen zich in de ruime aula. Kan het feest nu beginnen of niet?
Want dat is de vraag. Hebben we reden tot feest vieren? Wat hebben zestig jaar mensenrechten ons eigenlijk gebracht? Hoe staat het vandaag met de mensenrechten in de wereld? Ook op 9 december 2008 kun je geen krant open slaan zonder berichten over schendingen ervan: negeren van cholera in Zimbabwe, Griekse scholieren die door de politie in elkaar worden geslagen of Congolezen op de vlucht voor oorlogsgeweld.
Vrolijk stemmen deze berichten allerminst. Maar het is te vroeg om al conclusies te trekken. Mensenrechtdeskundige dr. Rianne Letschert opent de avond met een korte uitleg over de drie generaties mensenrechten. Deze zijn gekoppeld aan de begrippen Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap uit de Franse Revolutie. De eerste generatie mensenrechten, de burgerlijk-politieke rechten horen bij Vrijheid. Hier gaat het bijvoorbeeld om het recht op leven en het recht op vrijheid van meningsuiting. De tweede generatie, de economische, sociale en culturele rechten, moeten voorzien in onder meer het recht op voedsel, gezondheidszorg en scholing. Gelijkheid staat hiervoor symbool. De derde generatie mensenrechten zijn de zogenaamde collectieve rechten. Deze moeten zorgen voor een eerlijke welvaartsverdeling. Met broederschap kunnen we dit bereiken.
Dr. Anne-Marie de Brouwer, geïnterviewd door Ralf Bodelier, gaat in op de schending van de eerste generatie mensenrechten. Voor haar proefschrift onderzocht ze seksueel geweld tegen vrouwen tijdens de Rwandese genocide. Ze vertelt over de mandjes die ze voor haar stichting Mukomeze verkoopt. De mandjes worden door de getraumatiseerde en gestigmatiseerde vrouwen gemaakt. Naar schatting zijn tussen de 250.000 en 500.000 vrouwen op brute wijze verkracht tijdens de oorlog in Rwanda. Velen zijn besmet met AIDS en lijden een armzalig bestaan. Met haar stichting probeert De Brouwer de levensomstandigheden van deze vrouwen te verbeteren. Aan de hand van dia’s vertelt ze het aangrijpende verhaal van Jeanette. Deze Rwandese Tutsi verloor tijdens de genocide van ’94 haar man en kind, en werd vervolgens maandenlang dagelijks door meerdere mannen verkracht. Eens een redelijk welgestelde vrouw, vervolgens besmet met AIDS, getraumatiseerd, arm en alleen met de zorg voor haar kinderen.
Prof. dr. Willem van Genugten, hoogleraar Internationaal Recht in Tilburg en hoogleraar Rechten van de Mens in Nijmegen, reageert op het verhaal van Anne-Marie de Brouwer. Hij benadrukt dat steeds meer oorlogen voorkomen worden door vroegtijdig ingrijpen van de Verenigde Naties, maar dat Rwanda een pijnlijk voorbeeld is van een oorlog waarbij het veel te lang duurde voor de VN ingreep. De VN heeft doorgaans al drie maanden nodig om in actie te komen. In Rwanda was veel leed toen al geschied.
Extreme armoede is een schending van de tweede generatie mensenrechten. Mirjam Vossen woonde in het extreem arme Malawi en deed onderzoek naar ‘Access to Justice’ in de grote sloppenwijk Ndirande. Ze ondervroeg bewoners van de krotwoningen in hoeverre zij toegang hebben tot het rechtssysteem in hun land. Door hun absolute armoede is die toegang er vrijwel niet. Ongestraft worden deze mensen bestolen, mishandeld, of erger nog, vermoord. Vossen voert Margareth op, een 35-jarige bewoonster van Ndirande die niet veel meer bezit dan een schilderij met de woorden ‘Je ontkomt niet aan de dood’. Volgens Vossen zitten de extreem armen in een armoedeval waar ze vrijwel niet aan kunnen ontsnappen. En volgens haar is het deze armoede, die de invoering van de tweede generatie mensenrechten ernstig belemmert.
Prof. Van Genugten erkent dat extreme armoede de invoering van mensenrechten belemmert, maar verdedigt het standpunt dat een fors deel van het mensenrechtenpakket ook ingevoerd kan worden – en wordt – in zeer arme landen.
Tijd voor pauze met een fair trade hapje. Na de pauze zingt liedkunstenaar Berry Kolmans drie zelfgeschreven nummers. Zijn laatste lied handelt over het dilemma ´wel of niets doen´ aan het wereldleed. Het stuk is nog vers, het is pas de avond tevoren aan zijn brein ontsproten.
Tien leerlingen uit de bovenbouw van de HAVO en het VWO staan klaar om in debat te gaan. Ze doen dit onder leiding van docent filosofie en maatschappijleer Hans Happel.
Zij debatteren over twee stellingen: over de vraag hoe universeel mensenrechten nu eigenlijk zijn. Gelden ze overal ter wereld of zijn ze teveel met een westerse bril opgesteld? De tweede stelling gaat over de vraag of we meer ontwikkelingshulp moeten geven. Woorden als consumentisme, kapitalisme en liberalisme vliegen over tafel. Hulp is goed, vinden de meeste leerlingen, maar het moet wel anders dan nu. “Doe eerst maar een grondig onderzoek naar welke hulp wel en welke hulp niet effectief is”.
Felix Ndahinda is afkomstig uit het oosten van Congo. Hij behoort tot Banyamulenge, een stam gerelateerd aan de Tutsi in buurland Rwanda. Ndahinda doet een promotieonderzoek naar slachtofferschap van inheemse volken in Afrika. Volken zoals zijn eigen Banyamulenge. Zijn verhaal brengt ons bij de derde generatie mensenrechten, de collectieve mensenrechten. Hij vertelt over de situatie in het Congo waar hij opgroeide en over de verschrikkingen van de oorlog in Rwanda die hij met eigen ogen zag toen hij niet lang na de genocide Congo ontvluchtte om zich in Rwanda te vestigen. Het is een ingewikkeld verhaal dat Ndahinda vertelt over de kwetsbaarheid van volkeren die leven in het grensgebied tussen Congo, Rwanda en Burundi. Veel van deze inheemse volkeren of minderheidsgroeperingen staan constant onder druk van meerderheidsgroeperingen en het wordt hen vaak onmogelijk gemaakt om te leven zoals ze willen leven. Soms is zelfs onmogelijk om te leven en worden ze uitgemoord, zoals in de jaren ’90 milities van Hutu en Tutsis’ elkaar in het gebied rond de Grote Meren naar het leven stonden. Collectieve rechten, meent Ndahinda zijn een concrete oplossing om hen enige bescherming te bieden.
De vraag aan Willem van Genugten is of deze collectieve rechten niet op gespannen voet staan met individuele rechten? Wat een collectief wil, kan namelijk anders zijn dan wat het individu wil. Van Genugten onderkent het probleem, maar stelt dat in geval van conflict, de individuele rechten altijd voorgaan.
Ilse Vossen, Wereldpodium