• Volg ons:
  • Facebook
  • Twitter
  • YouTube

Verslag 7 december: Failed States. Hoe Rwanda er weer bovenop klom.

In 1994 was Rwanda de failing state bij uitstek. Op een bevolking van bijna acht miljoen mensen, vermoordden radicale Hutu bijna een miljoen Tutsi en gematigde Hutu. Een half miljoen vrouwen werd verkracht. Uit angst voor wraak van het Tutsi-leger van Paul Kagame, vluchtten meer dan twee miljoen Hutu naar Congo. De straten lagen bezaaid met lijken. De intellectuele en bestuurlijke top was uitgemoord. De staatskas bleek geplunderd, de overlevenden bleven zwaar getraumatiseerd achter. En in Congo bereidden de Hutu-moordenaars zich voor op de herovering van Rwanda.

In een collegezaal in het Mollergebouw van Fontys Lerarenopleiding Tilburg verzamelen zich op deze grauwe decembermiddag rond de honderd studenten en externe bezoekers om te leren over de genocide van ’94. Maar vooral over de verbazingwekkende opbouw van Rwanda.

‘Hoe Rwanda er weer bovenop klom’ maakt deel uit van een zesdelige serie ‘Failed States’, maar het is al snel duidelijk dat Rwanda al lang geen failing state meer is. In tegendeel, zeventien jaar na de genocide lijkt Rwanda wel een Afrikaanse modelstaat. De economie groeit met zeven procent, in de hoofdstad Kigali schitteren LCD-billboards, de ICT-sector bloeit, moordenaars en slachtoffers lijken een adembenemend proces van verzoening te voltrekken. De armoede op het platteland wordt voortvarend aangepakt, corruptie komt vrijwel niet voor en het aantal vrouwen in het parlement is met 56 procent het op een na hoogste ter wereld.

De centrale vraag van deze namiddag is ‘Hoe kreeg de Rwandese regering van Paul Kagame dit voor mekaar?’ Het is een vraag die wordt gesteld aan de Rwandese Alphonse Muleefu, PhD-student in Tilburg en oprichter van de stichting ‘Against Impunity’ (Tegen Straffeloosheid). Ook wordt de vraag gesteld aan Jerry Tjon, die eerder in 2011 afstudeerde op het ontwikkelingsprogramma van Rwanda in vergelijk met Burundi. Hoofdgast is Immaculée Uwanyiligira, de charmante ambassadrice van Rwanda in Nederland. Presentator Ralf Bodelier knipt de centrale vraag op in een scala aan subvragen en leidt elk onderdeel in met een kort filmpje.

Al snel blijkt dat de Rwandese gasten Immaculée Uwanyligira en Alphonse Muleefu meer zijn dan loutere beschouwers van Rwanda. Zelf verloren beiden talloze familieleden tijdens de genocide. Uwanyligira vertelt dat van haar uit 200 mensen bestaande ‘extended family’ niet meer dan 25 mensen overleefden. Zij studeerde in ’94 in de Verenigde Staten en schetst niet alleen de persoonlijke onmacht om iets aan de massamoorden in haar land te doen. Uwanyligira hekelt ook het falen van de internationale gemeenschap die de genocide had kunnen verhinderen maar verkoos om niet in te grijpen.

Bij een filmpje, vlak na de moorden opgenomen in het plaatsje Nyarubuye, schiet de ambassadeur vol. Want Nyarubuye ligt op twee uur lopen van waar zij opgroeide. ‘This was in my region, in the eastern part of the country. I don’t know if my family was killed this way too. (…)

‘We moeten de Rwandese genocide niet begrijpen als een eruptie van etnische haat, betoogt Alphonse Muleefu. Integendeel: etniciteit werd gecreëerd om het moorden te rechtvaardigen. Wat tot de genocide leidde was zo complex dat het volgens Muleefu bijna niet valt uit te leggen. Belangrijk ingrediënt was in elk geval de rol die de Belgische koloniale macht speelde. Gedurende de kolonisatie schakelden zij één groep in, de Tutsi, om de Belgische belangen te dienen; vlak voor de dekolonisatie droegen zij de macht echter over aan de Hutu, die de Tutsi allengs waren gaan haten. Wanneer een radicale Hutu-overheid vervolgens, in 1959, een decennialange campagne leidt tégen de Tutsi-minderheid, dan wordt al snel duidelijk dat massaal bloedvergieten onvermijdelijk is. De massamoorden van ’94 zijn dan ook geen eruptie van tribale driften, maar een tot in detail georkestreerde slachtpartij. ‘Het was de straffeloosheid waarmee de Rwandese regering in de jaren ’70 en ’80 het geweld tegen de Tutsi en gematigde Hutu aanmoedigde, dat uiteindelijk leidde tot de genocide’, zegt de ambassadrice. ‘Omdat niemand ingreep of de regering tot de orde riep, dacht zij in ’94, “nu kunnen we de klus ook wel afmaken”. Met spontaan etnisch geweld had dat allemaal niets, maar dan ook helemaal niets te maken’.

Sinds 1994 zet de Rwandese regering in op ontwikkeling en verzoening. Op de ontwikkeling van landbouw en ict, van onderwijs en gezondheidszorg. Daalde de levensverwachting van de gemiddelde Rwandees tijdens de genocide tot onder de 25 jaar, wie in 2008 werd geboren mocht weer op 50 jaar rekenen. Hoeveel klinieken en ziekenhuizen in 1994 ook waren verwoest, in 2008 woonde de meerderheid van alle Rwandezen niet verder dan vijf kilometer van een gezondheidspost. Politicoloog Jerry Tjon legt uit waarom dit in Rwanda allemaal lukte. Zijn stelling is dat de ontwikkeling in Rwanda van de grond kwam omdat de overheid deze met kracht aanstuurden én omdat de overheid onder de Rwandezen volop legimiteit genoot. Wanneer je Rwanda vergelijkt met het veel armere buurland Burundi, dan blijkt dat ‘State Capacity’ en ‘State Legitimacy’ de onvermijdelijk zijn voor een land dat zich wenst te ontwikkelen van failing state tot emerging economy.

Ronduit fascinerend zijn de verhalen van Alphonse Muleefu over het proces van rechtvaardigheid en verzoening in Rwanda. Niet minder dan 26.000 lokale rechtbanken ‘Gacaca-courts’ werden opgericht om daders te berechten en verzoening met de slachtoffers weer mogelijk te maken. Dit jaar werden de laatste gacaca’s gesloten. Muleefu: ‘Na de genocide waren 125.000 Rwandezen in hechtenis vanwege hun betrokkenheid bij het geweld. Wanneer zij via de normale procedure waren berecht, had het meer dan 100 jaar geduurd voordat iedereen aan de beurt was gekomen.’

Wanneer presentator Ralf Bodelier ambassadeur Uwanyligira bevraagt aan de hand van een filmpje over de politieke situatie in Rwanda, stijgt de spanning in de zaal. Wat klopt er van de beschuldigingen dat de Rwandese overheid zonder enige vorm van proces tegenstanders vermoord in Congo? Verbergt zich al de slogan ‘we zijn geen Hutu of Tutsi meer, maar Rwandezen’ geen regering die volop door Tutsi wordt gedomineerd? Wat klopt van de beschuldiging dat de regering van president Paul Kagame zowel de pers als de politieke oppositie in de greep heeft en geen kritiek toestaat?

De antwoorden van de ambassadeur meanderen tussen de officiële politieke standpunten van Rwanda – Tal van Rwandezen zijn getraumatiseerd, er zijn nog steeds bedreigingen van voormalige genocidaires, ieder land heeft zijn mediawetten, onze nadruk ligt op eenheid en ontwikkeling- tot een persoonlijke stellingname. ‘Ik zou nóóit voor een overheid werken die mensen vermoordt’. En ‘ja, natuurlijk maken we fouten. Waar het op aan komt, is van deze fouten te leren’.

Zeventien jaar na de ramp, staat Rwanda er beter voor dan ooit en is hoofdstad Kigali een bruisende metropool. Maar het is en blijft een Afrikaanse stad, inclusief sloppenwijken en een snel groeiende bevolking waarvan een groot deel nog onder de armoedegrens leeft. Wanneer het aan de Rwandese overheid ligt, zal dat nog voor 2030 veranderen. Een filmpje over het ambitieuze Masterplan van Kigali toont een stad die in alles wedijvert met steden als Sjanghai of Dubai. Is die ambitie reëel? Ambassadeur Uwanyligira meent van wel. ‘Nú is dit Kigali nog een droom, maar we hebben dromen nodig. Wie niet droomt, heeft geen toekomst’.

Tekst:  Martin de Wolf, Fontys Hogescholen

Foto’s: Marloes Coppes

 

Share Button