Door Tim Steinweg, onderzoeker bij SOMO en gastspreker op het Wereldpodium op 20 april
De afgelopen 15 jaar heeft er een hevige strijd gewoed in het oosten van de Democratische Republiek Congo, waarbij naar schatting al meer dan vijf miljoen slachtoffers zijn gevallen. Daarnaast zijn er tienduizenden, zo niet honderduizenden vrouwen verkracht door rebellengroepen, die het geweld tegen vrouwen gebruiken als wapen om angst bij de lokale bevolking in te boezemen. Niet veel mensen weten dat er een link bestaat tussen deze verschikkingen in het midden van Afrika, en de mobiele telefoons waar wij dagelijks gebruik van maken.
De verschillende rebellengroepen, en ook het nationale leger van Congo, strijden vooral om controle over de waardevolle grondstoffen die in de regio voorkomen. Partijen gebruiken de opbrengsten van de mijnbouw om wapens mee te kopen. De grondstoffenhandel is een belangrijk financieel motief om vooral door te blijven gaan met de strijd. De grondstoffen – tin, tantalum, tungsten en goud – worden voornamelijk gebruikt in mobiele telefoons en andere consumentenelektronica.
De vraag naar deze grondstoffen is dus direct gelinkt aan onze vraag naar de nieuwste elektronische gadgets. Naar schatting worden er elke minuut zo’n 6.000 mobiele telefoons verkocht, en de kans bestaat dat in elk van die telefoons een stukje Congo is verwerkt. Dat werpt de vraag op welke verantwoordelijkheid wij als consumenten van deze elektronica hebben, als het gaat om het vinden van een oplossing voor de oorlog in Congo. Wat kunnen wij doen?
Ten eerste zouden wij onze elektronica langer kunnen gebruiken, en het niet elk jaar door het nieuwste model vervangen. Dit kan bijvoorbeeld ook door kapotte modellen te laten repareren, in plaats van weg te gooien. Ten tweede zouden we ervoor kunnen zorgen dat onze oude mobiel gerecycled wordt, bijvoorbeeld door het terug te brengen naar de winkel als we een nieuwe kopen. Allebei deze maatregelen verminderen de vraag naar nieuwe modellen, en dus ook de druk om maar te blijven mijnen in regio’s zoals Oost-Congo.
Ten derde kunnen wij als consument de elektronicabedrijven oproepen om producten te ontwikkelen die niet zijn gelinkt aan oorlog en uitbuiting. “Fair trade mobieltjes” dus. Consumenten moeten op het juiste moment de juiste vragen stellen aan verkopers van mobiele telefoons. Daarmee laten ze zien dat zij dit een belangrijke overweging vinden in hun koopgedrag. Ook wanneer de verkoper geen bevredigend antwoord heeft, geeft zo’n vraag een duidelijk signaal af. Hoe meer vragen de grote elektronicamerken krijgen, hoe groter hun bereidheid zal zijn om zo’n fair trade product te ontwikkelen.
Dat bedrijven gevoelig zijn voor druk van consumenten, bleek afgelopen maand tijdens een debat waar KPN ook aanwezig was. KPN deed de toezegging dat zij “faire telefoons” zal aanschaffen, zodra 100.000 consumenten er om vragen. Daarop werd prompt een twitteractie ontketend, die massaal gehoor vond onder het publiek. Zo’n actie verdient navolging. Het is een begin, maar het is dé manier om als consument een bijdrage te leveren aan vrede in Congo.
Tim Steinweg
Voor meer informatie over eerlijke elektronica, zie www.makeitfair.org.