Op 4 mei 2013 maakte Tilburg op een nieuwe manier kennis met een deel van haar migranten. Kleurig gekleedde vrouwen uit Somalië, een voormalig kindsoldaat uit Sierra Leone, de Rwandezen en een smaldeel uit de Afghaanse Vereniging luisterden in de Heikese kerk met aandacht naar de toespraken en het Domine salvam fac reginam nostram.
Om acht uur legden zij een krans bij het Oorlogsmonument en houden eerbiedig twee minuten stilte. Tegen half negen druppelde het Factorium vol. En onder hen bevinden zich leden van de Liberaal Joodse Gemeente.
Verhalen van een voormalig kindsoldaat
Op een sober podium, louter verlicht door een aantal kaarsen, opent Stanislav Jusufovic met een weemoedig stemmende improvisatie op Bach. Ibrahim Kamara uit Sierra Leone is de eerste spreker. Zijn verhaal grijpt iedereen naar de keel. Het is het verhaal van een jongetje van twaalf, dat de ene dag nog keurig op school zit, om zichzelf enkele weken na het uitbreken van de burgeroorlog terug te vinden als kindsoldaat met Kalashnikov, diep in de Afrikaanse jungle. Kamara spreekt over de gruwelijkheden die hij meemaakte, over medestrijders die hun eigen kinderen moesten verdrinken om te vermijden dat hun gehuil concurrerende rebellen aan zou lokken. Hij vertelt over de vele doden uit zijn tienjarig verblijf in het oerwoud, over de martelingen, de honger, de drugs en, uiteindelijk, over zijn lange tocht naar de vrijheid in het naburige Guinea.
Genocide in Rwanda
Felix Ndahinda die enkele weken na de genocide uit Congo naar Rwanda reisde, en Alphonse Muleefu die met zijn ouders in ballingschap in het naburige Oeganda van de massamoorden hoorden, worden door presentator Ralf Bodelier geïnterviewd. Muleefu vertelt hoe hij voor het eerst vernam van de genocide. Een leraar op zijn dorpsschool vertelde huilend dat tal van lijken dreven in het naburige Victoriameer. Ndahinda verhaalt over de vele honden die in Rwanda rondzwierven, dik en vadsig van de lichamen die hen overvloedig van voedsel voorzagen. Toch eindigt hun verhaal optimistisch. Na de verschrikkingen van ’94 wist Rwanda zich te ontwikkelen tot een van de meest welvarende en vooruitstrevende landen van Afrika.
De Islamitische rebellen van Shabab
Said Elmi die twintig jaar geleden Somalië verliet, vertelt hoe de oorlog langzaam maar zeker zijn woonplaats bereikte, de hoofdstad Mogadishu. Hoe de oorlog begon als een ver-weg conflict tussen krijgsheren, maar zich uiteindelijk nestelde in het hart van het Oost-Afrikaanse land. Het meest pijnlijke moment, zo vertelt Elmi, was het moment dat hij zijn moeder vaarwel zei zonder te weten of hij haar ooit nog terug zou zien. Onlangs, twee decennia later, keerde Elmi voor het eerst weer terug naar Mogadishu. Zijn moeder leeft nog en maakt het goed. Maar over de toekomst van het land zelf is Elmi ambivalent. Ondanks de vrede zijn de islamistische rebellen van al Shabab nog lang niet verslagen. Ontploffingen en aanslagen zijn nog aan de orde van de dag. Somalië is er nog lang niet.
Militair in het Afghaanse leger
Mohammad Farahi werd opgeleid in Rusland en diende in het Afghaanse leger. Met een groep van 40 militairen vertrok hij voor een opdracht naar het zuiden van zijn land. De eerste avond verliet hij zijn collega’s voor een vriendenbezoek. Bij terugkeer bleek iedereen door de Talibaan afgeslacht. Farahi legde de lichamen in een vrachtwagen en bracht zijn dode kameraden terug naar Kabul. Daarna nam hij afscheid van het leger en vluchtte naar Iran. Op indringende wijze vertelt hij wat oorlog betekent. Oorlogsslachtoffers hebben levenslang. Farahi hamert op het belang van herinneren, maar ook op meer kansen in Nederland van jonge vluchtelingen die vaak getraumatiseerd hun weg moeten zien te vinden.
Vrede
Mahmud Habib en Abdelrafur Gory dragen een gedicht voor. ‘Reciteren’ noemt Habib het, en dat blijkt juist geformuleerd. De zaal is doodstil en laat zich meenemen door het prachtige Perzisch, terwijl de Nederlandse vertaling van het aan de Vrede opgedragen gedicht achter de mannen wordt geprojecteerd.
De liefde kwam uit Kosovo
Stanislav Jusufovic rondt de avond muzikaal af. Hij is geboren in een familie van Roma, maar in zijn gezin speelde de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, waar naar schatting een miljoen Roma werd vermoord, maar amper een rol. Des te belangrijker waren de bombardementen van de NAVO die op 27 september 1999 per ongeluk zijn geboortedorp Surdulica onder vuur namen. Twintig dorpelingen kwamen om, driehonderd raakten gewond. Later, vertelt Jusufovic, kwamen vluchtelingen uit Kosovo in Surdulica aan. Zij brachten Stanislav geluk, want onder hen bevond zich het meisje waarmee hij nu is getrouwd. Onlangs werd hun eerste kind geboren.
Een indringende en stemmige avond loopt ten einde. Het laatste woord is aan wethouder Frenk en 4-mei voorzitter Eijlander die het belang van deze avond benadrukken en hopen dat hiermee een traditie geboren is.
4 Mei: wat er aan vooraf ging
Feitelijk was het 4-mei evenement ‘Sporen van Oorlog’ in het Tilburgse Factorium niet meer dan het culminatiepunt van een lang traject. Een traject dat begon in de zomer van 2012 met enkele gesprekken tussen Thea van Blitterswijk (Ronde Tafelhuis) Lydia Verhagen (Missionair Service Centrum) en Ralf Bodelier (Wereldpodium). In verschillende omstandigheden ontmoetten zij geregeld migranten met levensgeschiedenissen die zijn getekend door oorlog, vlucht en verlies. Het viel Van Blitterswijk, Verhagen en Bodelier op dat deze verledens maar amper worden gekend door het Nederlandse publiek, laat staan dat er expliciet aandacht is voor de oorlogsherinneringen van deze nieuwkomers. Wat bovendien opviel, is dat bij nieuwkomers uit oorlogslanden, en dat zijn er naar schatting tussen de 60- en 200-duizend in Nederland, weinig of geen kennis bestaat over het Nederlandse oorlogsverleden. Kunnen beiden niet worden samengebracht?
Wat volgde waren oriënterende gesprekken in het Ronde Tafelhuis met een kleine groep vluchtelingen uit Somalië en Afghanistan. Het plan ontstond om hun herinneringen niet alleen voor een breed publiek ter sprake te brengen, maar om ook een impliciet verband te leggen met de Nederlandse herinneringen. Kort en goed: om de migranten via een aantal geschiedeniscolleges éérst te betrekken bij de Nederlandse ervaringen met oorlog en geweld, om op de avond van 4 mei, dodenherdenking, Nederland te betrekken bij de geschiedenissen van deze migranten.
4 Mei 2013 zou er als volgt uit gaan zien. Mannen en vrouwen uit Afghanistan en Somalië, uit Rwanda en Sierra Leone nemen om zeven uur deel aan de traditionele herdenking in de Heikese kerk. Om acht uur staan zij samen met de oude Tilburgers twee minuten stil bij het oorlogsmonument aan de Schouwburgring. Namens het Ronde Tafelhuis, het MST en het Wereldpodium leggen zij vervolgens een krans en tonen zo hun betrokkenheid bij de Nederlandse dodenherdenking. Vervolgens, om kwart voor negen in het nabijgelegen Factorium, is het hun beurt om verhalen en herinneringen op te halen. De oorlogsvluchtelingen zijn uitgesproken enthousiast.
Het plan werd voorgelegd én met instemming begroet door het Tilburgse 4-mei comité, door de Joods Liberale Gemeente en enkele Tilburgse wethouders. Allen bleken gevoelig voor het uitgangspunt dat de ervaringen van oorlog, vlucht en verlies niet stopten in mei 1945, dat de nieuwe Nederlanders inmiddels net zo goed Nederlanders zijn en dat het van groot belang is om deze Nederlanders nauw te betrekken bij de ervaringen van de oude Nederlanders. Het project ‘Sporen van Oorlog’ kon van start.
Vier winterse avonden in het MST aan de Gasthuisring en het Ronde Tafelhuis aan het Wagnerplein werden bezocht door een ruime groep Afghanen, Somaliërs, Rwandezen en enkele mannen uit Sierra Leone en Suriname. Stapsgewijs werd de periode 1933-1945 door Van Blitterswijk, Verhagen en Bodelier ter sprake gebracht. Van de opkomst van Hitler en het nationaalsocialisme tot de inval op 10 mei 1940. Van de slag om de Grebbenberg en het bombardement op Rotterdam, via de inrichting van het Amsterdamse getto, de deporaties naar Westerbork en Auschwitz en de rol van het verzet, tot D-Day, de hongerwinter en de bevrijding.
Voorzichtig kwamen ook de ervaringen van de oorlogsvluchtelingen boven tafel. Het woord ‘herdenken’ bleek niet accuraat, want voor de meesten is oorlog nog levende werkelijkheid. Niet alleen de oorlogen in landen als Afghanistan en Somalië, maar ook die in Congo, net over de grens in Rwanda gaan gewoon door. Het leven van veel oorlogsvluchtelingen beweegt zich nog steeds tussen hoop en vrees, zij hopen en bidden nog elke dag dat hun familie en vrienden die achterbleven niets overkomt.
Half april lag het draaiboek klaar. De uit Sierra Leone gevluchte kindsoldaat Ibrahim Kamara zou met een persoonlijk verhaal de spits afbijten. Vervolgens was het woord aan Felix Ndahinda uit Congo, en de Rwandese Alphonse Muleefu die tijdens de genocide van ‘94 zijn hele familie verloor. Said Elmi zou vertellen over zijn vlucht uit Somalië, en de voormalige Afghaanse legerofficier Mohammad Farahi over zijn zwerftocht door het Midden-Oosten nadat zijn legereenheid door de Talibaan was uitgemoord. Als afsluiting bereidden de Afghaanse dichters Mahmud Habib en Abdelrafur Gory een gedicht voor. Voor de muzikale omlijsting zou de Servische accordeonist Stanislav Jusufovic zorgen, die ternauwernood een NAVO-bombardement op zijn dorp Surdolica overleefde. Een laatste woord werd gereserveerd voor de voorzitter van het 4-mei comité Philip Eijlander en de Tilburgse wethouder voor cultuur Marjo Frenk.
Op 2 mei geeft mede-organisator en Wereldpodium-hoofdredacteur Ralf Bodelier een interview aan de Volkskrant. Onder de noemer ‘twistgesprek’ daagt Volkskrantredacteur Henk Muller hem uit met een aantal pittige stellingen. De kop luidt dan ook veelbetekenend ‘Straks herdenken we op de Dam nog de massamoord op de Tutsi’s’. In het interview benadrukt Bodelier het belang van 4 mei als ‘enige gezamenlijke bevestiging van vrijheid’ en verwerpt de gedachte dat het betrekken van nieuwe groepen de herinnering aan de Tweede Oorlog laat verwateren. Integendeel, door nieuwkomers bij de herdenking te halen, maken we de avond van 4 mei klaar voor de toekomst.
Het interview wekt bij de andere media veel belangstelling voor het initiatief. Het Nederlands Dagblad plaatst een opiniestuk van Lydia Verhagen en Thea van Blitterswijk. En het Brabants Dagblad plaatst zowel een aankondiging als een mooi interview met sprekers Ibrahim Kamara en Mohammed Farahi.
Het is hetzelfde Brabants Dagblad dat een dag voor de herdenking voor onrust zorgt. Eerst plaatst de krant een bericht op haar website: de Joods Liberale Gemeente in Tilburg zou het initiatief alsnog afkeuren. Een voormalig bestuurder van de Gemeente wordt geciteerd: ‘Je doet zo geen recht aan wat er gebeurd is in ’40-’45’. Uit het artikel dat de papieren krant een dag later, op 3 mei publiceert onder de kop ‘controverse rond Tilburgse dodenherdenking’ valt op te maken dat de oud-bestuurder in de veronderstelling verkeert dat de verhalen van de nieuwe oorlogsslachtoffers centraal staan tíjdens de traditionele bijeenkomst van zeven uur en niet na afloop, om 9 uur in het Factorium.
Het artikel wordt opgepikt door het Tilburgse raadslid Joost van Puijenbroek van de partij TROTS. Op zijn weblog en in een aantal tweets stelt hij achtereenvolgens ‘Straks herdenken we op de Dam nog de massamoord op de Tutsi’s’ aldus de @Volkskrant’ ‘Waanzinnig plan voor dodenherdenking. Wereldpodium stelt multicul-gelul boven besef van onze geschiedenis’ ‘Opmerkelijk dat “goede” Duitsers niet welkom zijn op #Dodenherdenking maar Afghanen en Rwandezen geen probleem zijn.’
Een rel is geboren. Bij het Wereldpodium, dat de perscontacten onderhoudt, staat de telefoon op 3 en 4 mei niet stil. Zo kopt de Telegraaf op de voorpagina ‘Rel om migranten bij dodenherdenking’, PowNieuws komt met ‘Immigranten niet welkom 4 mei’ en meent dat de ‘rel’ uit de hand dreigt te lopen. Lydia Verhagen en Ralf Bodelier staan uitgebreid Omroep Brabant en de Tros Nieuwsshow te woord.
Maar even plots als de rel ontstond, zo luwt hij ook weer. Dat gebeurt na een kort onderzoek van Omroep Brabant, dat contact opneemt met de bron van alle commotie, de door het Brabants Dagblad geïnterviewde oud-bestuurder van de Joods Liberale Gemeente Elma Groen. Zij blijkt inderdaad op het verkeerde been gezet. “Ik dacht dat de hele herdenking om de immigranten zou draaien’, vertelt Groen. ‘Maar nu ik hoor hoe het programma daadwerkelijk in elkaar zit, vind ik het alleen maar een heel goed plan. Die bijeenkomst in het Factorium zit de herdenking helemaal niet in de weg, maar vult het juist geweldig aan. Misschien dat ik er zelf nog wel even langs ga.”
Tekst: Ralf Bodelier.
Foto’s: Marloes Coppes.