• Volg ons:
  • Facebook
  • Twitter
  • YouTube

Opiniestuk Paul Schnabel Brabants Dagblad: Gelukkig, de meeste mensen doen nog mee!

Brabants Dagblad, 11 februari 2011

De laatste tijd is er veel discussie over de groeiende sociale kloof in onze samenleving. We lijken overtuigd van het feit dat we steeds minder betrokken zijn bij onze omgeving, dat we elkaar steeds minder zien en dat we ons steeds minder inzetten voor anderen. Kortom, we mopperen wat af over onszelf, en de media doen daar graag een schepje bovenop.

Dat beeld van een almaar verkillende, afstandelijke samenleving klopt echter niet. Lid zijn van een vereniging, vrijwilligerswerk doen, geven aan een goed doel of mantelzorg bieden is in Nederland nog altijd heel vanzelfsprekend. Meer dan 40% van de volwassen Nederlanders zet zich in georganiseerd verband in voor iets waar hij niet voor betaald wordt. Wie nog tot de regelmatige kerkgangers behoort – een kleine minderheid – doet dat zelfs het meest. Ouders met kinderen op de lagere school merken al snel dat tegenwoordig als voorleesmoeder of schoolreisjevader een beroep op hen wordt gedaan, dat hun eigen ouders niet hebben gekend. Elke zaterdag rijden duizenden vaders en moeders hele jeugdteams door het land om ergens competitie te kunnen spelen. Bijna drie miljoen Nederlanders bieden aan zieke of gehandicapte familieleden vaak vele jaren en vele uren per week mantelzorg. Dat doen we niet minder, maar juist veel meer dan pakweg vijftig jaar geleden.

Het gebeurt wel anders dan vroeger. Steeds minder mensen willen echt lid van een vereniging worden, laat staan op zaterdag zitten vergaderen met notulen en begrotingen. Het is allemaal informeler geworden, maar een straatbarbecue wordt overal verbluffend snel en professioneel georganiseerd. Wie geen zin heeft om lid te worden van een tennisclub, huurt met vrienden een baan en wie graag hardloopt, vindt op ‘keep on running’ alle informatie over ‘lopen’ in het hele land. De vrijwilliger komt nog met de collectebus aan de deur, maar het echte geld voor het goede doel wordt automatisch afgeschreven. Dat klinkt minder betrokken, maar het levert wel veel meer op.
Onder de 27 landen van de Europese Unie hoort Nederland met Zweden en Denemarken tot de top op het gebied van het vrijwilligerswerk en het lidmaatschap van maatschappelijke organisaties. Ook wat geven van geld aan goede doelen staan we met een tweede plaats hoog genoteerd.

Ondanks het feit dat in Nederland zelf het gevoel bestaat dat mensen steeds minder bereid zijn wat voor elkaar en voor de samenleving te doen, is wat in de wetenschappelijke literatuur meestal de ‘civil society’ genoemd wordt, nog springlevend. Wel moeten de organisaties meer moeite doen om de mensen te bereiken en het vrijwilligerswerk zo te organiseren dat het bij hun dagindeling en levensstijl past. Er wordt weleens vergeten dat er veel meer mensen dan vroeger aan het werk zijn. In Nederland werkt nu bijna 80% van de mannen tussen 15 en 65 jaar, en 60% van de vrouwen. Dat is vergeleken met zelfs dertig jaar geleden een enorme verandering, zeker bij de vrouwen. Nederland hoort nu tot de landen met de allerhoogste arbeidsparticipatie, ook al werkt van de vrouwen 75% en van de mannen 25% in deeltijd. In het ‘spitsuur van het leven’ hebben zij meestal ook de zorg voor kinderen en dat is meer dan vroeger ook voor de man, zelfs voor een minister een belangrijke taak geworden.

Vrijwilligerswerk wordt vooral veel gedaan door jongeren zonder gezin en door ouderen zonder thuiswonende kinderen. Juist de leeftijdsgroep van ongeveer 50-55 tot 70-75 jaar zorgt voor de kinderopvang, helpt vaak ook nog de eigen zeer oude ouders en is op allerlei fronten maatschappelijk actief. Het is zelfs een van de redenen waarom mensen vervroegd met pensioen gaan. Ze hebben financieel weinig zorgen meer en zetten zich graag in ‘tot nut van het algemeen’, te beginnen met de eigen familie. Van de volwassen Nederlanders heeft 86% minstens een keer per week direct persoonlijk contact met de eigen familie en 81% met vrienden. Echt geïsoleerd voelt zich naar eigen zeggen ongeveer 3% van de volwassenen. Dat is een laag percentage, maar toch altijd nog bijna een half miljoen mensen.

De kansen om sociaal uitgesloten te zijn en geen deel te kunnen hebben aan de samenleving, is het grootst voor wie laag opgeleid, werkloos, arm, chronisch ziek of allochtoon is. Dat zijn heel vaak de mensen in de bijstand, de eenoudergezinnen en de migranten van de eerste generatie. Als arm is bijna 6% van alle Nederlandse huishoudens te beschouwen, maar van de eenoudergezinnen is dat 20% en van de gezinnen in de bijstand zelfs bijna de helft. Vaak gaat het dan ook om gezinnen die al langer dan drie jaar van een heel laag inkomen moeten rondkomen.
Deze groep verdient aandacht en zorg van ons allemaal. Maar met een verkillende samenleving heeft dat weinig te maken. We zijn veel betrokkener dan we denken. Laten we elkaar geen probleem aanpraten dat er niet is.
Paul Schnabel
Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau

Share Button